Visie op hoogbegaafdheid en psychiatrie

Over hoogbegaafdheid is bij veel mensen nog weinig bekend, zowel in de algemene bevolking als bij leerkrachten en hulpverleners (psychologen, (kinder- en jeugd)psychiaters, huisartsen etcetera). Vaak gaat de bestaande kennis niet veel verder dan dat hoogbegaafdheid een intelligentieniveau van 130 of hoger betreft; 2,5% van de bevolking valt in deze IQ-categorie. Doordat er in de opleidingen van genoemde professionals in de afgelopen decennia weinig tot geen aandacht werd geschonken aan dit onderwerp, is er nog onvoldoende kennis van het brede scala aan gedragskenmerken, persoonlijkheidskenmerken en kwetsbaarheden die daarnaast kunnen bestaan bij hoogbegaafdheid. Dit in tegenstelling tot kenmerken en problemen passend bij een zwakbegaafd of verstandelijk beperkt intelligentieniveau, waar al wel meer aandacht voor bestaat in de psychiatrie.

Wanneer een hoogbegaafde niet in die volle breedte van gedrags- en persoonlijkheidskenmerken wordt gezien, ontstaat er vaak een ‘mismatch’ met de omgeving. Problemen die hieruit kunnen voortkomen, zoals problemen bij het leren, in het gedrag of in de emoties, worden door het ontbreken van kennis niet of niet tijdig herkend en daardoor veelvuldig verkeerd geïnterpreteerd (misdiagnostiek).

Gevolgen kunnen zijn dat op school niet op de juiste manier uitdaging in de lesstof wordt geboden, waardoor het kind of de jongere onvoldoende tot bloei komt op verschillende vlakken. Of dat de volwassene op de werkvloer onvoldoende gebruik kan maken van zijn of haar potentieel. Van de volwassenen met een IQ>130 (= grens hoogbegaafdheid) bereikt een belangrijk deel niet het opleidings-/werkniveau dat past bij het intelligentieniveau. Hoe hoger de hoogbegaafdheid, hoe groter dit percentage wordt.

Bij klachten op gedragsmatig of sociaal-emotioneel vlak kan het kind of de volwassene (deels) onterechte (kinder-)psychiatrische diagnoses krijgen (misdiagnostiek). Faalangst, frustratie, somberheid en andere psychische problemen kunnen fors interfereren met het gevoel van welbevinden van het hoogbegaafde individu. Misdiagnostiek leidt dan niet alleen tot veel individuele pijn en soms zelfs trauma, maar in breder verband ook tot onnodig hoge kosten in de hulpverlening, omdat in de diagnostiek en de behandeling nooit de kern van het probleem zal worden geraakt. Maatschappelijk/ economisch gezien betekent dit bovendien vaak een groot verlies aan talent, en daarnaast hogere kosten vanwege uitval door het niet volbrengen van opleiding(en) of door disfunctioneren op de werkvloer.

Daarnaast is er de groep hoogbegaafden die psychiatrische problematiek heeft die (deels) losstaat van de hoogbegaafdheid (‘dubbele diagnose’). Zo kan er onder andere sprake zijn van ontwikkelingsproblematiek (zoals ADHD, autismespectrumstoornis), persoonlijkheidsproblematiek, een biologische aanleg voor een stemmingsstoornis of een eetstoornis. Alle binnen de DSM-5 beschreven diagnostische categorieën kunnen bij hoogbegaafdheid optreden. Het diagnosticeren daarvan is echter extra ingewikkeld, vanwege de gelijkenis en interferentie met de kenmerken van hoogbegaafdheid. Ook in de behandeling van psychiatrische stoornissen is het meewegen van de factor hoogbegaafdheid erg belangrijk.

Grotere kennis over hoogbegaafdheid binnen de psychiatrie (en bij andere professionals) is daardoor van groot belang. Tijdige herkenning van de aard van de psychische problematiek zal leiden tot minder misdiagnosen en betere/ kortere behandelingen. Landelijk/ internationaal staat de specifieke diagnostiek en behandeling bij hoogbegaafdheid nog in de kinderschoenen, vanwaar het belangrijk is de reeds beschikbare kennis en kunde te bundelen. Daarnaast zal aanpassing van het reguliere behandelaanbod binnen de GGZ nodig zijn, om beter aan te sluiten bij de aard van de problematiek en de denkwijze zoals behorend bij hoogbegaafdheid.

Wanneer hoogbegaafdheid beter (h)erkend wordt, zullen de kinderen en volwassenen die dit betreft hun (cognitieve) mogelijkheden bovendien vele malen beter kunnen ontplooien. Talent kan opbloeien wanneer er ruimte komt voor passie en creativiteit, door een omgeving die beter aansluit bij wat de persoon nodig heeft. Door de hoogbegaafde te helpen zichzelf en zijn talenten beter te leren kennen wordt het zelfbewustzijn vergroot. Zo ontstaat een situatie waarin de hoogbegaafde een minimale hoeveelheid psychische klachten ervaart en de aanwezige bredere kenmerken van hoogbegaafdheid optimaal kan benutten.