Lezing: ‘(H)erkenning van hoogbegaafdheid in het hoger onderwijs’
Over hoogbegaafdheid is bij veel mensen nog weinig bekend, zowel in de algemene bevolking als bij professionals in het onderwijs en in de (geestelijke) gezondheidszorg. Hoogbegaafdheid kan enerzijds worden uitgedrukt in bijzondere capaciteiten, waaronder een IQ hoger dan 130. Afgaand op het IQ is zo’n 2,5% van de algemene bevolking hoogbegaafd. Binnen het hoger onderwijs zal dit percentage aanzienlijk hoger liggen; naar schatting heeft 10 tot 15% van de studenten op hogescholen en universiteiten een IQ van 130 of hoger.
Anderzijds zijn er de vele mogelijke ‘endogene kenmerken’ van hoogbegaafdheid: cognitieve, persoonlijkheids- en gedragskenmerken die vaak voorkomen bij hoogbegaafdheid.
Al deze eigenschappen maken dat een hoogbegaafde zich vaak ‘anders’ voelt dan anderen in de omgeving. Dit anders zijn/voelen wordt vaak als eerste ervaren in het onderwijs. Deze ‘mismatch’ wordt versterkt als (onder andere) het onderwijsaanbod niet aansluit bij de cognitieve capaciteiten en de bredere hoogbegaafdheidskenmerken van de student. De uitzonderlijke capaciteiten zijn dan niet altijd zichtbaar voor de buitenwereld en kunnen zelfs leiden tot onderpresteren.
Daarnaast kunnen de kenmerken van hoogbegaafdheid lijken op en/of samengaan met psychiatrische problematiek, zoals AD(H)D, ASS, angststoornissen of depressie. Herkenning van en begeleiding bij zowel de hoogbegaafdheid als het psychiatrische probleem worden dan bemoeilijkt.
In deze lezing staat de herkenning van kenmerken van hoogbegaafdheid centraal. Ook worden de moeilijkheden waar de hoogbegaafde student tegenaan kan lopen uitgebreid belicht, inclusief de combinatie met/ het onderscheid van enkele psychiatrische stoornissen.
Er is daarnaast veel ruimte voor vragen en discussie, onder andere over het feit dat de behoeften van de hoogbegaafde student geregeld kunnen botsen met de (on)mogelijkheden binnen het onderwijsaanbod. Waar loop je als studieadviseur of decaan tegenaan in de begeleiding? Welke mogelijkheden zijn er om als onderwijsorganisatie meer aan te gaan sluiten bij de behoeften van de hoogbegaafde student, waardoor diens potentieel optimaal tot zijn recht kan gaan komen?